Na de heftige blog van vorige week probeer ik er deze keer een wat luchtiger relaas van te maken, maar dat is nog niet zo eenvoudig. Het leven en het werken hier rond Goma krijgt toch telkens wat zwaars, treurigs, iets donkers en ernstigs mee. Geen rozengeur en maneschijn. Geluk is doorgaans ver te zoeken. Maar het is er wel, dat geluk. Gelukkig wel! Je ziet het in de ogen van mensen, je merkt het aan de kleuren op straat, aan de schaterende lach en het in mijn ogen onbegrijpelijke optimismevan de bevolking. Als je er maar oog voor hebt!

Het is woensdag. We gaan op pad naar een paar ’ziekenposten’ rond Goma. Deze keer lukt het mij om een aardige foto te maken van een wagentje dat zwaarbeladen is met in mijn ogen te hoog opgestapelde spulletjes. Waar ik helaas geen foto van heb: de ruim 4 meter hoge vrachtwagen die ik zag, met helemaal bovenop, een stuk of wat rondlopende geiten, afgeschermd met een gammel hekje. Zie je het voor je? Veevervoer niet in, maar hoog op een truck? Ik vind het voorbeelden van dat Congolese optimisme: “maat, denk je dat we nog meer mee kunnen nemen? Zeker, moet kunnen, gooi er maar bovenop”. Maar vaak gaat dat natuurlijk fout: de lading breekt, valt uit elkaar, de driewieler slaat om, de banden knappen en er zijn meer in onze ogenvolstrekt logische gevolgen. Een van de lessen die ik hier inmiddels heb geleerd: wat mijn ogen zien en wat ik vervolgens interpreteer, is grotendeels beperkt, eenzijdig en ingekleurd door mijn eigen context, opvoeding, ervaring, wereldbeeld en meer. En dus ben ik voorzichtiger aan het worden met mijn oordeel.
Aangekomen bij een ziekenpost waar we gepland hebben te gaan werken, voeren we een gesprek met de leidinggevenden. Het komt erop neer dat ze vinden dat in onze propositie te weinig geld zit om bij te dragen aan het salaris van de (naar zeggen) 20 arbeidskrachten, dokters en verpleegkundigen van de post. De leiding van het gezondheidscentrumpje legt in mijn ogen wel erg veel nadruk op het eigen belang, terwijl ik denk dat we het geld eerst en vooral moeten investeren om de vele vluchtelingen van gratis zorg te voorzien. Ik kies ervoor om mij buiten de discussie te houden. Misschien is het verstandig dit beperkte financiële hobbeltje te nemen om vervolgens een grote groep kwetsbare mensen te kunnen bereiken. Ik groet links en rechts wat patiënten en patiëntjes en zie door hun zorgen heen ook dankbaarheid en hier en daar een glimlach.

Donderdag en vrijdag was de Quarterly Meeting (de QUAM). Mij was gevraagd om het interne programma voor de managers (rond de 30, deels on-line) te organiseren, vorm en inhoud vast te stellen en het programma in een afwisseling van Frans en Engels aan elkaar te praten. Zoals ik eerder vermeldde, vond ik de laatste QUAM overbeladen met presentaties. Ik realiseer mij nu dat ook hier het optimisme aan de basis moet hebben gestaan: “gooien we er nog een paar presentatietjes bij? Moet kunnen!” Het programma was in mijn ogen te veel ‘eenrichtingsverkeer’. Inmiddels weet ik ook heel goed dat veranderingen soms nodig zijn en dat je er dus voor moet zorgen dat jouw ideeën en inzichten (voorzichtig) worden ingebracht. Bovendien is men leergierig en zijn invloeden van buitenaf zeker welkom. Zo hebben we op de eerste dag veel tijd besteed aan het elkaar beter leren kennen, met (jeugd) foto’s en op de tweede dag stond er een pub-quiz op het programma. Ook hebben we op beide dagen in kleine groepen gediscussieerd over een paar strategische onderwerpen. En ook al vielen de verbindingen met regelmaat weg, vond men het koud in het zaaltje (niet in mijn beleving..), het geheel was interessant, er waren goede discussies, er was waardering en we hebben samen gelachen.
We hebben de afgelopen maanden met elkaar kennisgenomen van de meer recente geschiedenis van Congo. We zijn daarbij zo’n beetje blijven steken rond 2012, het oprichtingsjaar van rebellengroep M23 die nog steeds heel actief is en die langzaam maar zeker meer grondgebied in Oost-Congo verovert. Ik kwam onlangs een artikel tegen waarin een paar trieste gevolgen worden beschreven van de crisissituatie in die periode.
De verslechterde infrastructuur en voortdurende dreiging van aanvallen maakten reizen over land onmogelijk, wat de interne handel in Congo tot stilstand bracht. Langs de Congorivier, de belangrijkste overgebleven transportroute, was jarenlang geen scheepvaartverkeer tussen de verschillende machtsregio’s. Geïsoleerde dorpen waren afgesneden van stedelijke markten, terwijl steden te kampen hadden met voedseltekorten. In Kinshasa verviervoudigden de voedselprijzen binnen een jaar.
De verarming van de bevolking verslechterde verder: 76% kon hun kinderen niet naar school sturen, 79% was ondervoed, 81% beschikte niet over adequate huisvesting en 82% van de bevolking had geen toegang tot gezondheidszorg. Het gezondheidssysteem was grotendeels verwoest en naar verluidt stierven elk jaar 500.000 mensen aan malaria, waarvan meer dan een derde kinderen onder de vijf jaar waren.
Met tot wel 3,4 miljoen ontheemde mensen in Congo als gevolg van de burgeroorlog, trokken velen naar de bossen, waar zebonobo-apen, gorilla’s, olifanten (bushmeat) gingen jagen om te overleven. De instabiliteit van de regering en het gebrek aan handhaving zorgden ervoor dat nieuwe illegale mijnkampen voor milities ontstonden, diep in de bossen. Daar werd bushmeat de belangrijkste voedselbron. De situatie bracht grotendeels een einde aan de inspanningen op het gebied van natuurbehoud en bescherming die destijds in Congo plaatsvonden. Ook raakten de talloze rebellengroepen die in Congo aanwezig waren openlijk betrokken bij stroperij.
Doordat militaire hulp werd belemmerd door omliggende Afrikaanse landen, werd Congo gedwongen om talloze houtkapovereenkomsten aan te gaan met internationale bedrijven om hun militaire activiteiten te ondersteunen. De wegen die ontstonden ter ondersteuning van de nieuwe houtkapinspanningen openden nabijgelegen dorpen een gemakkelijker transport en toegang tot diepere delen van de wildreservaten van Congo. Ook zorgde de rebellen dreiging tijdens de oorlog ervoor dat veel militaire officieren die de stedelijke handel controleerden, hun post verlieten. Dit creëerde een open toegangsmarkt voor de handel in het illegaal verworven vlees en huisdieren, die vervolgens werd overgenomen door opportunistische lagere rangen soldaten die op zoek waren naar winst. Het resultaat was een vijfvoudige toename van de verkoop van beschermde dieren op stedelijke markten in Congo.
Geef een reactie op Jan Blacquière Reactie annuleren