Een ‘walk in the park’ is een uitdrukking die wij zouden vertalen met: ‘fluitje van een cent’, ‘appeltje-eitje’, ‘twee vingers in de neus’, ‘makkie’ of in goed Nederlands een ‘piece of cake’. Het leven en werken in DR Congo is allesbehalve dat. Ik geef een paar voorbeelden waarna ik het over een echt park zal hebben.
Zoals gebruikelijk start ik de motor van de Toyota, springen er een stuk of 7 collega’s bij in en rijden we rechts af de poort uit. De reis van normaalgesproken een klein kwartier zal vanmorgen wel wat langer duren, want ik weet dat de doorgaande weg helemaal is afgesloten. Je gelooft het niet, maar er wordt aan gewerkt. We hobbelen stapvoets door de buurt, draaien de eerste hoek om naar links en weer naar rechts. En dan begint de ellende: we staan al snel stil in een file. We zijn niet de enige die trachten dewegwerkzaamheden te omzeilen. De modderige, lavastenen weggetjes in de wijk zijn te smal om elkaar makkelijk te passeren en de kleine ruimtes worden rap gevuld door taximotortjes, met elk een of twee passagiers achterop, die van alle kanten proberen langs elkaar heen te scharrelen. Helaas, de boel zit muur- en muurvast. Na ongeveer een half uur wordt de kluwen langzaam maar zeker ontward door een paar gewapende huurlingen die een paar honderd meter verder van hun voertuig zijn afgesprongen om de zaak te gaan regelen. De zwaar bebaarde blanke mannen, in een wazig militair tenue, delen schreeuwend bevelen uit. Ze knikken mij overigens vriendelijk toe als ze langslopen en halen, net als ik, zuchtend de schouders op. Maar het helpt. Na een uur bereiken we ons kantoor. Ik heb behoefte aan een bak sterke koffie!
Een ander voorbeeld van een veel voorkomend ongemak. Ik ben in een auto op weg met een van de chauffeurs om boodschappen te doen. In het centrum staan we stil en ben ik getuige van het volgende tafereel. Drie politieagenten trekken met geweld een motorfiets onder zijn bestuurder vandaan. De man, een van de honderden taxichauffeurs, sputtert tegen en laat zich zijn kostbare eigendom niet zomaar, ik vermoed zonder een geldige reden, ontfutselen. Ik heb dit al een paar keer eerder gezien. Agenten vinden altijd wel een reden om mensen hardhandig hun eigendommen te ontnemen, in ruil voor boetes of in ruil voor helemaal niets. Maar nu wordt het menens. Een van de agenten haalt een apparaatje tevoorschijn, plant dit in de nek van betrokkene en deelt even een knetterende stroomstoot uit. Ik zie een lampje branden en een slachtoffer dat bijna tegen de grond gaat. We rijden verder. Ik geloof mijn ogen niet. Ik heb even opgezocht hoe dat in Nederland zit. Het stroomstootwapen is een geweldsmiddel dat politiemensen bij direct dreigende gevaarsituaties kunnen inzetten en is bedoeld om gebruik van zwaardere geweldsmiddelen te voorkomen. Hoe geheel anders in Congo, waar de taser door agenten kennelijk ook wordt gebruikt als hulp om spulletjes af te pakken. Geen walk in de park voor de arme gedupeerde taximan die zijn bron van inkomsten (hopelijk tijdelijk) moet missen.
Over parken gesproken. Ik had deze week een paar keer WhatsApp contact met een vertegenwoordiger van het Congolese Instituut voor Natuurbehoud (ICCN). Zijn organisatie is verantwoordelijk voor la conservation de la nature in het land. Een week of wat geleden hebben we voor een fiks project, de bouw van een hospitaaltje in een vluchtelingenkamp aan de rand van het Edwardmeer, een grote hoeveelheid materiaal laten opvoeren. Zakken cement, ijzer, hout en nog veel meer werden getransporteerd over de weg en ook over het meer. Het was de bedoeling om een stenen gebouwtje neer te zetten, met een betonnen fundering, een zogeheten infrastructure durable. Wat we toen niet wisten en inmiddels wel: de plek ligt in een beschermd park dat wordt beheerd door het ICCM. Het was, is en wordt door hen niet toegestaan om ‘durable’ te bouwen. Daar zitten we dan met veel materiaal in het park. De bevolking ter plekke vindt dat de spullen nu van hen zijn. Gelukkig denkt het ICCM met ons mee: we mogen een plan maken en aan hen voorleggen om iets provisorisch en semi-durable neer te zetten. Hopelijk kunnen we in ieder geval nog een deel van de spullen gebruiken, maar een walk in the park is het project zeker niet.
Het Nationaal Park Virunga is een enorm park in het oosten van de DR Congo, tegen de grens metOeganda en Rwanda. Het park is 7900 vierkante kilometer groot, bijna twee keer Nederland! Het werd in 1925 in het toenmalige Belgisch Congo gesticht als ‘Nationaal Park Koning Albert’ en was daarmee het eerste nationaal park van Afrika. Alleen het Amerikaanse Yellowstone park is in de wereld ouder. In juni 2013 bevestigde het Werelderfgoedcomité van UNESCO de status van bedreigd erfgoed. Het park wordt beheerd door het (ICCN).
Er zijn moerassen, steppen, maar ook sneeuwvelden op meer dan 5.000 meter hoogte. Verder komen er lavavlakten voor, maar ook savannen op de hellingen van vulkanen. In het park leeft bijna de helft van de in de wereld aanwezige en met uitsterven bedreigde berggorilla’s en in de rivieren leven zo’n 20.000 nijlpaarden. Het park is ook de overwinteringsplek voor vogels uit Siberië.
Sinds het begin van de jaren 1990 werd het beschermde gebied getroffen door politieke onrust. Na deRwandese genocide vluchtten duizenden het park in en nam de aanwezigheid van militairen toe. In 1994 woonden er ongeveer 850.000 vluchtelingen rond het nationale park. Tot 40.000 mensen kwamen dagelijks het park binnen op zoek naar brandhout en voedsel, en ontbosten enorme gebieden. Tussen 1996 en 2003 werden 80 parkmedewerkers gedood.
De Belgische edelman Emmanuel de Merode werd in 2008 aangesteld als parkdirecteur. Hij leidt een team van ongeveer 700 bewapende parkwachters. In 2014 raakte hij zwaargewond toen hij door een groep mannen werd beschoten. Ten minste twaalf parkwachters zijn in 2017 gedood bij gewelddadige confrontaties. Virunga werd in mei 2018 gesloten voor bezoekers vanwege de gevaren. Na een verbetering van de veiligheidssituatie heropende het park in februari 2019. Maar de bedreiging nam weer toe nadat de Congolese regering vergunning verleende aan het Britse bedrijf SOCO International om in een deel van het park onderzoek te doen naar mogelijke oliewinning. In 2014 zegde SOCO toe om geen olieboringen of ander onderzoek in het Virungapark meer uit te voeren, “tenzij de UNESCO en de Congolese regering het erover eens zijn dat zulke activiteiten niet onverenigbaar zijn met de status van werelderfgoed”. In 2018 besloot de Congolese regering de bestemming van een deel van het park te wijzigen om er naar olie te kunnen laten boren. Het ging daarbij om ruim 20% procent van de totale parkoppervlakte.
Plaats een reactie