BLOG 13 | Anders, heel anders!

Om nu te zeggen dat alles anders is in Goma, nee, zover wil ik niet gaan. Maar hoe langer ik hier ben, hoe meer ik ervaar dat veel toch wel heel anders is dan we in Nederland gewend zijn. Omdat mijn ritme hier vrij eentonig is, zoals jullie vorige week zagen, beperken mijn waarnemingen zich…

Om nu te zeggen dat alles anders is in Goma, nee, zover wil ik niet gaan. Maar hoe langer ik hier ben, hoe meer ik ervaar dat veel toch wel heel anders is dan we in Nederland gewend zijn. Omdat mijn ritme hier vrij eentonig is, zoals jullie vorige week zagen, beperken mijn waarnemingen zich tot 4 categorieën. Ik zal dat uitleggen. Als ik op pad ga, zie ik zaken die zo anders zijn, dat ze mij blijven verbazen. Dat is 1. Vervolgens ontmoet ik de Congolese collega’s, die opgroeiden in een andere cultuur, waar ook ander gedrag bij hoort. Dat is 2. En dan de andere manier waarop wordt gewerkt. Zaken waar ik toch wel aan moet wennen, vinden ze volstrekt normaal. Dat is 3. De vierde categorie gaat over de Congolese overheid en de zaken die ze op een voor mij heel andere manier (niet) regelen.

Kom, laten we op pad gaan, maar houd in de gaten dat we dat niet in het donker doen: het is hier precies van 6 uur tot 18 uur licht, het hele jaar door. Daarbuiten gebeuren de dingen die het daglicht niet kunnen verdragen! Hoe anders zijn de wegen hier! Een beperkt aantal doorgaande wegen is voorzien van een soort asfalt, waarbij de vele grote en diepe gaten aan de bestuurder twee keuzes overlaten: ga je er gevaarlijk omheen, of ga je er gevaarlijk doorheen? Als je voor de eerste optie kiest, moet je uitkijken voor de jongens die naast hun houten step lopen en de meest uiteenlopende vrachten vervoeren. Laatst zag ik er een die een ladder van een meter of 3 op zijn chikudu (zo heten die houten steps) had vastgeknoopt en, anders dan anders, voor de breedterichting had gekozen. Verzin het maar!

Daarbij geldt hier het adagium: niemand heeft voorrang want iedereen heeft voorrang! Kies je ervoor om de gaten te doorkruisen, dan riskeer je lekke banden en blauwe plekken. Verharde zijwegen of -straten kom je hier niet tegen. Je stuit direct op lavastenen, zwart gruis en zand. Mensen nemen voor het overgrote deel de taxi-brommers om van A naar B te komen. Laats zag ik een jongeman achterop zitten met een heuse spiegel van naar schatting 180 X 60 centimeter, die hij rechtop omhooghield. Gevaarlijk? Ben je gek, niets aan de hand, doe niet zo moeilijk!

Vandaag ging ik even boodschappen doen. In de supermarkt staat iemand die je een mandje geeft en er bij blanke klanten heel graag bijblijft om te helpen dragen. Ik sla het aanbod beleefd af, maar bij de kassa staat dezelfde jongen mij op te wachten. Hij trekt het mandje uit mijn handen, doet de spulletjes in een plastic tas en draagt ze voor me naar de auto. Ik geef hem een briefje van 1000 franc, omgerekend 36 eurocent. De vele bij de uitgang bedelende kinderen stormen op mij af. Hoe graag ik ze allemaal ook iets zou willen geven, het is gewoon echt niet te doen. Je denkt dat het er 5 zijn, maar als je begint uit te delen zijn het er ineens minstens 20. Onbegrijpelijk waar ze zo snel vandaan komen! Ik nam een paar foto’s vanuit de auto om het verhaal te ondersteunen. Wat onderweg ook anders is dan anders: vele stalletjes met plastic flessen rode vloeistof. Even dacht ik aan limonade, maar het blijkt benzine te zijn voor de brommers.

Ook wordt er veel gebouwd, waarbij men voor het steigerwerk gebruik maakt van houten takken en doorbuigende boomstammetjes. De bouwlieden balanceren ongezekerd op grote hoogte. Komaan, niet van dat benauwde!!

En dan de Congolees. Hij of zij is bijzonder vriendelijk, altijd goedlachs, nooit klagend en bijzonder beleefd. Als ik vraag hoe het gaat, is het antwoord vrijwel altijd: “très bien”. Is het antwoord daarentegen: “un peu bien, een beetje goed” dan weet ik inmiddels dat er alarmbellen moeten gaan rinkelen. Want dan is er ongetwijfeld een sterfgeval in de familie, of zijn er kinderen geveld door malaria. Congolezen zijn stuk voor stuk talenwonders. Naast het Frans spreken ze Swahili, vaak ook Lingala en grotendeels ook een lokale moedertaal. In Congo alleen al worden meer dan 200 talen gesproken. Ik dacht, dat zullen dan wel dialecten zijn, maar nee hoor, ze hebben niets met elkaar te maken. Wat echt anders is aan de Congolees: hij of zij blinkt uit door indirectheid! En daar hebben wij Nederlanders natuurlijk weinig mee! “Nee” zeggen vindt men lastig en zeggen wat je bedoelt is ook voor weinigen weggelegd. Congolezen zijn ijzersterk. Een dag zonder eten is niet leuk, maar doet hen niet zo veel. Gelukkig is er altijd ontbijt op het werk. Daarmee zitten we in deel 3 van het ‘anders dan anders’ zijn.

Het zal ongetwijfeld door mijn leeftijd komen, omdat ik blank ben en omdat ik word gerespecteerd, maar meer en meer word ik ‘papa Jan’ genoemd. Op zich is dat niet heel bijzonder. Mensen spreken elkaar vaker aan met ‘mama ’en papa’. Laat ik het dus maar als een goed teken beschouwen, maar kun je je het in Nederland voorstellen? De structuren zijn erg hiërarchisch, zo’n beetje alles moet door het management worden goedgekeurd. Ik moet nog zien hoe ik dat ga veranderen. Vooruitdenken in het werk, plannen maken en tijdschema’s zijn aan de meeste Congolezen niet besteed. Als er opeens morgen iets af moet zijn, is dat overigens geen enkel probleem: dan werken we vanavond toch gewoon door! Hoe anders dan doorgaans in Nederland! Laatst hadden we iets bijzonders: juni was hier de maand van ‘de gezondheid van de man’ en Ollie zou een presentatie verzorgen voor de op het werk aanwezige mannen. Zijn de vrouwen ook welkom, vroeg ik. Ja, dat wel, maar ze zullen er niet bijzijn vanmiddag, want het gaat over de mannen! Hoe anders is het om getuige te zijn van een sessie op het werk, waarbij mannelijke collega’s elkaar vertellen en vragen over problemen met de prostaat, het libido, omgang met vrouw en kinderen, kwetsbaarheid tonen, leidinggeven aan je gezin en meer.

Tenslotte wat voorbeelden van zaken die anders zijn en de overheid aangaan. Er komt hier geen drinkwater uit de kraan, sterker nog, er gaan weken voorbij dat er helemaal geen water uit een kraan komt. Dat geldt niet voor ‘wij van Medair’: door een pomp en een aggregaat hebben we altijd wel (niet drinkbaar) water. Deze week was het weer zover. Tientallen mensen slepen met gele jerrycans van en naar het meer om water te halen, tankauto’s rijden achterwaarts tot aan het meer en ‘slurpen’ de maximale voorraad op. Klotsend rijden ze de weg op, in een blauwe rook van uitlaatgassen. Ook anders is het volgende. Ik beschik over een visum dat 3 maanden geldig is. Die stempel kost 90 dollar. Als je een visum wilt hebben dat wat langer geldig is, kost dat meer en vooral, meer tijd. Ga er maar gerust vanuit dat je je paspoort 8 weken kwijt bent. Wat ik eigenlijk het meest erg vind is het feit dat de mensen hier doodsbang zijn van leger en politie! En heel begrijpelijk, want het nationale leger plundert, verkracht de eigen bevolking, steelt, rooft en steekt huizen en auto’s in de hens. En de politie houdt het verkeer op, in ruil voor een fooi, in plaats van het te regelen. Zo anders allemaal!

Met de geschiedenislessen van de afgelopen weken komen we langzaam maar zeker dichter bij het hier en nu. We concluderen dat Congo al die jaren nooit op eigen benen heeft leren staan. Buitenlandse invloeden waren altijd groot, vooral vanwege het belang van de enorme bodemschatten. Koloniale besluiten over het voortrekken van Tutsi’s ten opzichte van Hutu’s en aanverwante stammen, droegen zeker niet bij aan een vreedzame samenleving. Tientallen rebellengroepen stonden elkaar naar het leven en eigen leger en politie waren onbetrouwbaar en nooit in staat om de orde ook maar enigszins te herstellen. Onervaren en op macht beluste politici leidden het land naar de ondergang. Vandaag gaat het over de periode, voorafgaand aan de moord op president Kabila.

In september 1998 hielden Zimbabwaanse troepen die naar Kinshasa waren gestuurd een opmars van rebellen aan de rand van de hoofdstad tegen, terwijl Angolese eenheden ze vanuit hun grenzen aanvielen. Deze steun redde de regering van Kabila en duwde het front van de rebellen weg van de hoofdstad. Toch slaagde men er niet in om de rebellen helemaal te verslaan, en de opmars dreigde uit te monden in een direct conflict met de nationale legers van Oeganda en Rwanda. In november 1998 erkende de Rwandese president Paul Kagame voor het eerst dat Rwandese troepen de RDC-rebellen om veiligheidsredenen bijstonden, naar verluidt na een verzoek van Nelson Mandela om vredesgesprekken te bevorderen. Op 18 januari 1999 bereikten Rwanda, Oeganda, Angola, Namibië en Zimbabwe een wapenstilstandsovereenkomst op een top in Windhoek, Namibië, maar de RCD (Tutsi-rebellen) was niet uitgenodigd. Het gevecht ging dus door.

Op 5 april 1999 escaleerden de spanningen binnen de RCD vanwege de dominantie van de Banyamulenge. Deze laatste groep bestond uit Tutsi’s en gematigde Hutu’s, slachtoffers van de Rwandese genocide van 1994. Ze hadden Kabila steeds gesteund. RCD-leider Ernest Wamba dia Wamba verplaatste zijn basis van Goma naar het door Oeganda gecontroleerde Kisangani om een afsplitsingsfactie genaamd RCD-Kisangani te leiden, later bekend als het Forces du renouveau (Eenheden van de vernieuwing).

Verdere onenigheid ontstond toen president Museveni van Oeganda en Kabila een akkoord ondertekenden in Libië, na bemiddeling van de Libische leider Kadafi. Maar zowel de RCD als Rwanda weigerden deel te nemen. Toch droegen diplomatieke omstandigheden bij aan het eerste staakt-het-vuren van de oorlog. In juli 1999 werd het Vredesakkoord van Lusaka ondertekend door de strijdende landen. Volgens dit akkoord zouden troepen van alle partijen, onder toezicht van een gezamenlijke militaire commissie, samenwerken om alle gewapende groepen in Congo op te sporen en te ontwapenen. Op 24 februari 2000 keurde de VN een troepenmacht van 5.537 soldaten goed, de United Nations Organisation Mission in the Democratic Republic of Congo (bekend onder de Franse afkorting MONUC), om het staakt-het-vuren te controleren. Echter, gevechten gingen door tussen rebellen en regeringstroepen, evenals tussen Rwandese en Ugandese troepen. Talrijke clashes en offensieven vonden plaats in het hele land, met name zware gevechten tussen Uganda en Rwanda in Kisangani in mei en juni 2000.

Zouden de gevechten dan nooit stoppen? Nee, de gevechten zouden niet stoppen!

Tags:

Reactie op “BLOG 13 | Anders, heel anders!”

  1. Hans

    Mooi relaas weer papa Jan!! Je moet misschien echt pas oppassen als ze je grand papa Jan gaan noemen!

    Like

Plaats een reactie